Es-en-Rob-door-Andalusie.reismee.nl

Dag 14 – van Grazalema naar Conil de la Frontera

Wat een verschil met gisterenochtend tijdens het ontbijt. Het restaurant is nog niet voor een kwart gevuld, terwijl we gisteren op een tafeltje moesten wachten. We zijn bijtijds opgestaan, want vandaag is de reisdag naar ‘Conil de la Frontera’ en de ‘Costa de la Luz’.
De Costa de la Luz (de ‘Kust van het Licht’) is de Atlantische kust van Andalusië. De kust strekt zich uit van Tarifa in het zuidoosten tot de grens van Portugal in het noordwesten en omvat de provincies van Cádiz en Huelva. De kust dankt zijn naam aan het felle zonlicht (meer dan 3.000 zonuren per jaar) dat weerkaatst op de oceaan en de witte zandstranden. De Costa de la Luz is een populaire vakantiebestemming bij Spanjaarden en trekt de laatste jaren ook steeds meer buitenlandse toeristen, vooral Duitsers, maar heeft zijn authentieke Andalusische karakter nog grotendeels bewaard.

Rond 10:30 uur vertrekken we richting ‘Ubrique’. We hebben besloten om de route binnendoor te nemen en grote stukken snelweg te mijden. We passeren ‘Villaluenga del Rosario’, één van de interessante witte dorpen. Ondanks dat dit bergdorp klein is, er zijn slechts zo’n 500 inwoners, heeft het wel een stierengevecht arena. Je kunt zien dat er aan het toerisme gedacht wordt, want aan de rand van het dorp ligt een groot parkeerterrein en alles ziet er zeer verzorgd uit. We maken geen stop, omdat we in Ubrique willen shoppen. Rond 11:30 uur komen we daar aan en Es wil graag naar iets speciaals kijken. Ubrique is vooral bekend om zijn leerfabrieken. Er werden in de achttiende eeuw veel leerfabrieken opgericht en ook nu nog is de lokale economie grotendeels afhankelijk van de lederindustrie. In het stadje wordt veel voor de export geproduceerd en enkele jaren geleden begonnen lokale designers met een offensief om het traditionele ambacht nieuw leven in te blazen door moderne ontwerpen en designs. Vanwege het grote aantal leerzaken en outlets is Ubrique misschien wel de beste spot in heel Spanje om op lederjacht te gaan. Es slaagt voor haar missie en we zetten onze rit voort richting ‘Alcalá de los Gazules’.

De weg voert ons door het ‘Parque Natural de Los Alcornocales’ (het Natuurpark Los Alcornocales) verspreid over zeventien gemeenten met een totale bevolking van ongeveer 380.000. "Los Alcornocales" betekent "de kurkeiken".
Bijna al het onbewoonde grond in het park is bedekt met mediterraan inheems bos. Terwijl een deel van de grond werd vrijgemaakt voor veehouderijen, is veel van de menselijke activiteiten in het park gewijd aan de exploitatie van de rijkdommen van het bos: de jacht op wild, het verzamelen van wilde paddenstoelen en onderhoud van de boomheide. De boomheide (Erica arborea, ‘Brezos’ in het Spaans) is een kleine groenblijvende struik, zelden meer dan twee of drie meter hoog, en de bron van het rode bruyère-root hout. Dit wordt gebruikt voor het maken van pijpen en tevens is het een uitstekende grondstof voor houtskool. Maar bovenal, de bossen van het park worden benut voor de productie van kurk van de kurkeik (de Quercus suber). De 45 km. lange route slingert zich rond bergtoppen en dalen en de ene haarspeldbocht volgt op de andere. Es heeft het na een half uurtje wel gezien en verlangt naar ons vlakke land. Rond 14:00 uur komen we aan in Alcalá de los Gazules en nemen daar, midden tussen de luidruchtige plaatselijke bevolking, een late lunch met Jamon Iberico en Gazpacho.

Het laatste deel van de rit gaat over een deel snelweg naar Medina Sidonia en dan binnendoor naar Vejer de la Frontera. Vandaar is het nog een kwartiertje over de snelweg naar Conil de la Frontera, waar ons volgende Fuerte hotel staat. Ditmaal rijden we er niet voorbij, alhoewel we in eerste instantie wel bij het verkeerde hotel aan de balie staan. Er staan namelijk twee Fuerte hotels hier naast elkaar: Fuerte Conil en Fuerte Costa Luz. Wij verblijven de komende drie dagen in het laatste hotel wat ook het nieuwste van de twee is. Na ingecheckt te hebben en de bagage naar onze kamer op de derde etage te hebben gebracht gaan we lekker bij het zwembad liggen. Alhoewel, Es gaat op een bedje liggen lezen en Rob gaat op zoek naar de zee. De hotels staan op rotsen aan een lager gelegen kustweg met wat restaurants en watersportbedrijfjes aan het strand. Dit strand is enorm breed, ziet er goed onderhouden uit en is heel kindvriendelijk, omdat het slechts licht afloopt de Atlantische Oceaan in. De Costa de la Luz is geen heel populaire strandbestemming omdat de dichtstbijzijnde internationale luchthavens (op minimaal anderhalf uur afstand) dievan Malaga of Sevilla zijn. We genieten van de zonsondergang boven de Atlantische Oceaan, hier kunnen wij het wel een paar dagen uithouden. De voertaal in ons hotel is Duits, maar in het restaurant waar we gaan eten in het dorp moeten we ons in het Spaans behelpen. We eten ditmaal Marokkaans, per slot van rekening ligt dit Afrikaanse land hier vlakbij. In het hotel nemen we nog een afzakkertje en zijn van plan om morgen eerst te gaan relaxen bij het zwembad en daarna, laat in de middag naar Cadiz te gaan.

Reacties

Reacties

Adaen Dirk

Voordeel van ver weg van een vliegveld dan hoor je ze ook niet.Jammer dat je zo ver van ons mooie land moet bekennen dat Nederland best wel aantrekkelijk is.
Maar jullie genieten wel en daar gaat het toch ook om.

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!